Onderstaand per adres de levensverhalen van onze mede-inwoners die door de nazi’s vermoord werden om wie zij waren, voor wie wij op 26 november 2021 struikelstenen legden.
Hans Danziger, geboren 15-7-1892 Berlijn - vermoord 28-02-1943 Schoppinitz
Elsbeth Danziger-Herschkowitsch, geboren 10-04-1904 Jena - vermoord 5-10-1942 Auschwitz
Evelijn Esther Danziger, geboren 25-09-1934 Londen - vermoord 5-10-1942 Auschwitz
Harry Mordechai Danziger, geboren 11-12-1936 Den Haag - vermoord 5-10-1942 Auschwitz
De gezinsleden Danziger bereikten de leeftijd van jaar 50, 38, 8 en 5 jaar.
Hans Danziger ontvluchtte in 1933 Berlijn en kwam naar Nederland. In 1933 opende hij een joods internaat in Scheveningen. In Duitsland was hij getrouwd geweest en hadden zij twee kinderen. Dit huwelijk was in een echtscheiding geeindigd en Hans Danziger hertrouwde in 1934 in Den Haag met Elsbeth Herschkowitsch die lerares wis-en natuurkunde was aan het internaat. Zij kregen twee kinderen, Evelyn in 1934 en Harry in 1936. Zij woonden in Scheveningen aan de Havenkade 19.
Na de Duitse inval in 1940 moest op last van de bezetter het Haagse kustgebied worden ontruimd voor de aanleg van de Atlantikwall. Een niet onaanzienlijke groep “ Haagse “ joden vond in De Bilt/Bilthoven een onderkomen en onder hen ook het gezin Danziger.
Op 19 oktober 1940 vestigde het gezin Danziger zich met dienstbode, hier op de Hessenweg 220. Het gezin kreeg ook hier echter te maken en met toenemende anti-joodse maatregelen en net zoals alle andere joden in De Bilt werden zij in mei 1942 gedwongen te verhuizen naar Amsterdam, de Jodenbreestraat 73 3 hoog. Amsterdam was door de nazi’s aangewezen als een soort verzamelplaats voor joden die naar Westerbork moesten worden gebracht. Na een oproep zich te melden, na een razzia of huiszoeking was Westerbork voor hen het volgende station. Het gezin Danziger komt daar in juli of september aan, dat is niet helemaal duidelijk. We weten wel zeker dat zij op 2 oktober 1942 op transport zijn gezet naar Auschwitz. Elsbeth Herschkowitz en haar twee kinderen Evelijn en Harry zijn daar direct na aankomst in de gaskamers omgebracht. 38 jaar, 8 jaar en 5 jaar oud. Hans Danziger is “ geselecteerd” voor dwangarbeid en heeft nog ellendige maanden heeft moeten doormaken tot zijn dood op 28 februari 1943 in het werkkamp Schoppinitz.
Het gezin Danziger heeft een jaar en zeven maanden hier op de Hessenweg gewoond. Het was hun laatste min of meer vrijwillig gekozen verblijfplaats.
Zij hadden een inwonende dienstbode : Alice Rothschild, ook van joodse afkomst en over haar heb ik een bijzonder tragisch verhaal gevonden. Zij is niet met het gezin Danziger meeverhuisd naar Amsterdam maar in De Bilt achtergebleven en op 31 juli 1942 hier in onze gemeente getrouwd met Walther Jeidel. Walther Jeidel was ook een Duits-Joodse vluchteling en woonde met zijn ouders hier verderop op de Hessenweg, op nummer 240. In het gemeentearchief bevindt zich de keurig opgemaakte trouwakte met alle handtekeningen van het echtpaar en getuigen. Het is bizar om te zien hoe het drama zich voltrekt : Alice Jeidel-Rothschild is op 18 augustus 1942 in Westerbork aangekomen, op 28 augustus op transport gezet en op 31 augustus in Auschwitz vermoord, precies één maand na haar trouwdag. Haar echtgenoot Walther Jeidel is op 30 april 1943 in Auschwitz omgekomen. Voor hen beiden willen we nog struikelstenen leggen op Hessenweg 240.
Ik heb gezocht naar nabestaanden van het gezin Danziger. Hans Danziger had twee zonen uit zijn eerste huwelijk in Berlijn, Helmut (1922) en Werner (1924), zij zijn in 1938 ook naar Nederland gevlucht. Helmut en Werner kwamen na omzwervingen in opvangcentra uiteindelijk ook terecht in kamp Westerbork van waaruit zij met een van de eerste transporten naar Auschwitz zijn gebracht. Helmut is daar op 19 aug 1942 vermoord. Zoon Werner heeft Auschwitz weten te overleven. Na de oorlog besloot hij in Nederland een bestaan op te bouwen, veranderde zijn voornaam in Wouter en werd leraar wiskunde aan een school in Haarlem. Daar was hij, zo hebben wij laatst ontdekt, een collega van mijn vrouw. Mijn vrouw heeft hem dus gekend en haar herinneringen aan hem zijn dat hij klein van stuk was, erudiet en aimabel was en gebukt ging onder het schuldgevoel van de overlever. Hij had geen kinderen en is in 2010 overleden.
Onderstaand per adres de levensverhalen van onze mede-inwoners die door de nazi’s vermoord werden om wie zij waren, waarvoor wij op 1 september 2021 struikelstenen legden
Franz Theodor Friedheim, geboren Hamburg 29-6-1882 - vermoord 30-04-1943 Sobibor
Johanna Friedheim - Maass, geboren Borgholzhausen 4-5-1891 - vermoord 30-04-1943 Sobibor
Op dit adres heeft het gezin Friedheim gewoond : vader, moeder en twee kinderen. Beide ouders zijn in Sobibor vermoord, de kinderen hebben door onderduik de oorlog overleefd.
Franz Friedheim (1882) en Johanna Friedheim-Maass (1891) waren Duits-Joodse vluchtelingen. Tot hun vlucht woonden zij in Essen met hun twee kinderen, Hans (1918) en Marlies (1920). Omdat zij daar al generaties lang woonden was Duitsland hun vaderland. Franz had een goede baan in een grote meubelzaak en het gezin leefde in een rustige buitenwijk in een huis van twee verdiepingen met een grote tuin waar altijd veel buurkinderen kwamen spelen. Zij waren liberaal joods, merkten niets van antisemitisme en gingen nauwelijks om met andere Joden omdat die niet in hun buurt woonden. Naar de synagoge gingen ze alleen op de hoge feestdagen. Dit veranderde echter allemaal nadat in 1933 de nazi’s aan de macht kwamen en de anti-Joodse sentimenten in Duitsland toenamen. Allerlei maatregelen werden van kracht zoals een verbod voor Joden om in restaurants te eten. Vanwege hun Joods zijn werden de kinderen van school gestuurd en op een dag werd zoon Hans in elkaar geslagen. In 1934 besloten zij dat voor hen de tijd gekomen was Duitsland te verlaten. Een deel van de familie was eerder al geëmigreerd naar Palestina en Argentinië, maar Franz en Johanna wilden dichter bij hun vaderland blijven.
Franz vond een zakenpartner om samen een deken- en spreienfabriek te beginnen aan de Kerkstraat in Amsterdam. In 1935 ging hij in Hilversum wonen en een jaar later kon het hele gezin gaan wonen in Hollandsche Rading, Spoorlaan 57. Enkele jaren daarna kwam naast hen op nummer 59, de familie Jansen wonen met wie zij een goede band kregen. Na de duitse inval in 1940 kreeg het gezin Friedheim opnieuw te maken met anti-Joodse maatregelen. Vader Franz moest zich terugtrekken uit zijn Amsterdamse zaak en Hans en Marlies kregen het advies op een boerderij te gaan werken om beschermd te zijn tegen deportatie. Hans vond werk op de boerderij van de familie Griffioen aan de Graaf Floris V Weg in Hollandsche Rading en Marlies bij boer Hennipman, ook in Hollandsche Rading. In juli1942 kregen zij echter toch de oproep om zich te melden “ voor werk in Duitsland onder politietoezicht “. Vanaf station Maliebaan in Utrecht werden zij naar kamp Westerbork getransporteerd. Buurman Hans Jansen kwam hen te hulp en wist het voor elkaar te krijgen dat zij na twee weken toch weer vrij kwamen. Hij regelde verklaringen van de boeren Griffioen en Hennipman waarin stond dat Hans en Marlies onmisbaar waren op beide boerenbedrijven omdat Griffioen deels verlamd was en de vrouw van Hennipman niet kon werken door een nierziekte. Hans en Marlies kregen een vrijgeleide uit Westerbork en keerden terug naar Hollandsche Rading.
In september werden zij echter gedwongen met hun ouders naar Amsterdam te verhuizen. Op de Nicolaas Witsenkade 36 leefden zij met zijn vieren op één kamer bij een joodse vrouw in een buurt waar ook veel andere joodse mensen woonden. Regelmatig waren er razzia’s en zij hadden continu hun rugzakken klaarstaan. Boodschappen doen was lastig omdat je als Jood pas na 5 uur in de winkels mocht komen en dan bijna alles al was uitverkocht. De kinderen Hans en Marlies besloten onder te duiken en kregen daar opnieuw de hulp bij van Hans Jansen. Zoon Hans vond onderdak bij mej. Corrie du Fijan, zijn voormalige lerares Engels aan het Gymnasium Hilversum en haar huisgenote Sophie Blommers. Dochter Marlies vond een onderduikadres in Rotterdam bij Pim Roest en Riet van der Vaart en hun twee kleine kinderen. Na de oorlog vertelt Marlies dat ook voor haar ouders onderduikadressen en valse papieren waren geregeld maar dat zij niet wilden onderduiken omdat zoals haar moeder zei: ” als alle joden weg moeten, dan ga ik ook “
Franz en Johanna Friedheim-Maass werden op 6 maart 1943 vanuit Amsterdam naar Westerbork gedeporteerd. Hun namen staan op een transportlijst van de trein die op 27 april 1943 uit Westerbork is vertrokken naar het vernietigingskamp Sobibor in Polen. Alle 1205 mensen op deze transportlijst zijn om het leven gekomen. Na drie dagen in een goederenwagon zonder voorzieningen, zijn zij direct na aankomst in Sobibor op 30 april 1943 in de gaskamers vermoord.
Zoon Hans heeft na de oorlog de zaak van zijn vader voortgezet, is in 1949 getrouwd en heeft vier kinderen gekregen, een zoon en drie dochters. Het gezin ging op vier mei altijd naar de dodenherdenking, maar vader Hans liet ten overstaan van zijn kinderen nooit iets los over zijn leven in de oorlog. Hij heeft altijd contact gehouden met de familie Jansen, de familie Griffioen en zijn onderduikgeefsters. In 2006 is hij overleden. Dochter Marlies is naar Australië geëmigreerd en is daar vorig jaar kort na haar honderdste verjaardag overleden.
Burgemeester Sjoerd Potters bij de de struikelstenen voor Franz Theodor Friedheim en Johanna Friedheim-Maass, Foto; Donald Noordhoff
Sigfried Matthijs Cohen, geboren Arnhem 5-11-1892 - vermoord 27-08-1943 Auschwitz
Elisabeth Minette Henriette Cohen - Wijsenbeek, geboren Culemborg 23-7-1894- vermoord 27-08-1943 Auschwitz
Johanna Rosette Cohen, geboren Amsterdam 12-05-1932 - vermoord 27-08-1943 Auschwitz
Als beroep van Sigfried Mathijs Cohen staat genoteerd: correspondent bij een meubelfabriek. Hij is op 28 mei 1931 in Amsterdam getrouwd met Elisabeth Wijsenbeek. Een jaar later, op 12 mei 1932, is hun dochter Johanna Rosette geboren. Het gezin kwam op 1 juli 1939 vanuit Amsterdam in Bilthoven wonen hier in de Hasebroeklaan nummer13. Zij hebben hier gewoond tot juni 1942. In 1941 zochten zij een vakantieadres en plaatsen daarvoor een advertentie in het Het Joodsche Weekblad van 27-6-1941met als tekst:
Liberaal Israelitisch echtpaar, met dochtertje van 9 jaar, zoekt voor de maand augustus pension op goeden stand. Brieven met prijsopgave: Cohen, Hasebroeklaan 13, Bilthoven
De Joden in Nederland kregen in1941 steeds meer te maken met vrijheid beperkende maatregelen. Medio 1942 werden de Joodse inwoners van de gemeente De Bilt verplicht naar Amsterdam te verhuizen en werden zij daar in het bevolkingsregister ingeschreven. In Amsterdam kregen zij te maken met vergaande vrijheids beperkende maatregelen. Na een oproep zich te melden , na een huiszoeking of na een razzia werd voor hen Kamp Westerbork het volgende station op de weg naar de ondergang. Of ook het gezin Cohen naar Amsterdam is gegaan is onduidelijk, er is althans van hen daar geen inschrijving in het bevolkingsregister terug te vinden. Op de persoonskaarten die in Jaglust, ons gemeentehuis, bewaard zijn gebleven staat eind 1942 de afkorting VOW genoteerd. Die afkorting stond voor: vertrokken onbekend waarheen.
Wat er met hen is voorgevallen in de periode vanaf juni 1942 hebben we niet kunnen achterhalen. Mogelijk hebben zij ondergedoken gezeten. Hoe het ook zij, op 31 juli 1943 zijn zij in Kamp Westerbork aangekomen. Opgepakte onderduikers werden aangemerkt als strafgeval en kwamen in Kamp Westerbork terecht in de zgn. strafbarak en werden versneld op transport gesteld. Ik heb niet kunnen achterhalen of het gezin Cohen in de strafbarak heeft gezeten maar zij zijn wel al snel op transport gesteld. De namen Sigfried Mathijs Cohen, Elizabeth Minnette Henriette Cohen-Wijsenbeek en Johanna Rosette Cohen vinden we terug op de transportlijst van 24 augustus van Westerbork naar Auschwitz. Verdere documentatie ontbreekt en we moeten aannemen dat zij op 27 augustus direct na aankomst in Auschwitz in de gaskamers vermoord, 51, 50 en11 jaar oud.
Johanna Rosette is mogelijk te zien op een klassenfoto van de kleuterklas van de Montessorischool in Amsterdam. In de Hollandse Schouwburg in Amsterdam staat als herdenkingsmonument aan de Jodenvervolging het kunstwerk In Memoriam, vervaardigd door Willem Volkersz. In dit werk zijn een aantal gestileerde koffers opgenomen met daarop namen van joodse slachtoffers. Op één van die koffers vinden we de naam Johanna Rosette Cohen terug.
Tot op heden heb ik geen nabestaanden kunnen traceren. Vader Sigfried had een broer Albert Emanuel Cohen en deze heeft de oorlog overleefd. Hij is in 1970 overleden en blijkens zijn overlijdensadvertentie had hij kinderen en kleinkinderen. Het is echter nog niet gelukt met één van hen in contact te komen.
Naar aanleiding van de aankondiging van de onthulling vandaag van deze struikelstenen, heeft een buurtbewoners contact met ons gezocht. Zij heeft Johanna Rosette mogelijk gekend. Al met al is het verhaal van het gezin Cohen in de Hasebroeklaan nog niet volledig geschreven.
Met de plaatsing van deze struikelstenen en met het vertellen van het verhaalwillen wij eraan bijdragen dat Sigfried Mathijs Cohen, Elisabeth Minette Henriette Cohen-Wijsenbeek en Johanna Rosette Cohen en het onvoorstelbaar grote onrecht dat hen is aangedaan niet in de vergetelheid verdwijnen.
Plechtigheid voor de familie Cohen op 1 september 2021. Foto; Donald Noordhoff
Salomon Goudsmit, geboren Rotterdam 3 nov 1891 - vermoord 23 sept 1942 Auschwitz
Fanny Goudsmit- Spritzer, geboren Biala (Dtsld) 13 okt 1901 - vermoord 24 okt 1942 Auschwitz
Vrouwtje Goudsmit, geboren Rotterdam 22 dec 1922 - vermoord 5 okt 1942 Auschwitz
Salomon Goudsmit werd in 1891 in Rotterdam geboren. Zijn beroep was “grossier in pelterijen” dat wil zeggen dat hij in de bonthandel zat. In 1922 trouwde hij in Berlijn met Fanny Spritzer die in 1901 in Biala is geboren. Biala ligt in Silezië , een gebied dat nu bij Polen hoort . In 1922 kregen zij een dochter die Vrouwtje als naam kreeg en 1928 een zoon, Abraham Arthur. Zij woonden in Rotterdam. De oorlog heeft hen direct vanaf het eerste begin veel ellende gebracht. Hun huis in Rotterdam aan het van Hogendorpsplein 4 werd bij het bombardement in mei 1940 geheel verwoest. Zij zijn daarna in Utrecht gaan wonen, Mauritstraat 105. De Joden in Nederland kregen in1 941 steeds meer te maken met vrijheid beperkende maatregelen. Zo mochten zij bijvoorbeeld niet zonder toestemming verhuizen. In het gemeentearchief van De Bilt ligt een brief waarin staat dat het gezin Goudsmit toestemming krijgt zich in de gemeente De Bilt te vestigen. Op 9 mei 1941 gaat het gezin Goudsmit, vader ,moeder, dochter en zoon hier wonen in dit huis aan de Van Ostadelaan nummer 6. Medio 1942 wordt de Joodse inwoners van de gemeente De Bilt de verplichting opgelegd naar Amsterdam te verhuizen. Hiermee werd het net van vrijheids beprekende maatregelen voor Joden steeds verder aangehaald op weg naar de ondergang. Zij zullen dat hebben voorvoeld en besloten hebben dat niet te willen afwachten en daarom te vluchten. In oktober 1942 staat het gezin Goudsmit genoemd in een bericht in het Algemeen Politieblad omdat zij geen bekende woon- of verblijfplaats meer hebben :
De burgemeester van De Bilt verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Salomon Goudsmit, grossier in pelterijen, en zijn vrouw Fanny Goudsmit-Spritzer. Zij waren woonachtig in De Bilt en werden ervan verdacht van woonplaats te zijn veranderd zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben.
We komen de namen van Salomon, Fanny en Vrouwtje Goudsmit tegen op de namenlijst van een treintransport dat op 20 juli 1942 vanuit Angers (Frankrijk) naar Auschwitz is vertrokken. We kunnen dus aannemen dat zij naar Frankrijk zijn gevlucht en daar zijn opgepakt. Over vluchtroutes naar Frankrijk bestaan nagenoeg geen systematische gegevens. Later in de oorlog zijn wel goed georganiseerde vluchtroutes ontstaan voor geallieerde piloten. Zeker in de beginperiode waren vluchtende joden een gemakkelijk doelwit voor verraders. De grensovergangen waren moeilijk te passeren en onder de lieden die zich aanboden aan als “ passeur” waren talloze profiteurs en verraders. Zo zal het de familie Goudsmit ook zijn vergaan.
Salomon Goudsmit, Fanny Goudsmit Spritzer en Vrouwtje Goudsmit zijn allen in Auschwitz vermoord : Salomon Goudsmit op 23 september 1942, 50 jaar oud ;Vrouwtje Goudsmit op 5 oktober 1942, 20 jaar oud en Fanny Goudsmit Spritzer op 24 oktober 1942, 41 jaar oud.
De zoon Abraham Arthur, heeft in Frankrijk weten te ontkomen. Zijn naam duikt op in Parijs in 1944. Na de oorlog heeft hij zich gevestigd op Curaçao en daar een bestaan opgebouwd en een gezin gesticht. In 2018 is hij daar overleden, 90 jaar oud. Zijn twee dochters wonen op Curacao en met hen hebben we contact weten te leggen. Zij staan zeer positief tegenover het initiatief struikelstenen voor hun vermoorde grootouders en hun tante te leggen. Op de vraag of zij verdere informatie hebben over wat hun vader heeft moeten doormaken komt geen antwoord. Ik krijg de indruk dat het leed te groot is geweest om daarover nog te kunnen spreken.
Met het leggen van deze struikelstenen en met het vertellen van het verhaal willen wij eraan bijdragen dat het gezin Goudsmit en het onvoorstelbaar grote onrecht dat hen is aangedaan niet in de vergetelheid verdwijnt.
Judic Heeroma - Waterman, geboren Rotterdam 30 maart 1881 - vermoord 21 mei 1943 Sobibor
Judic Waterman is in 1881 in Rotterdam geboren. In 1926 is zij in Rotterdam getrouwd met Antoon Heeroma. Zij waren beiden al wat ouder toen zij trouwden: hij 53 en zij 45 jaar, voor beiden was het een eerste huwelijk. Antoon Heeroma had een leidinggevende functie bij de spoorwegen. Zij hadden geen kinderen en zij vestigden zich in De Bilt, hier in de Paulus Potterlaan op nummer 7. Het huwelijk is van korte duur geweest omdat in 1929 Antoon Heeroma is overleden, op 56 jarige leeftijd. In dit huis aan de Paulus Potterlaan hebben later ook de moeder en twee schoonzussen gewoond van de toen weduwe Judic Heeroma Waterman. Haar moeder, Elisabeth Waterman-van Praag overlijdt in 1941 op 85 jarige leeftijd hier in De Bilt.
De Joden in Nederland werden in 1941 steeds meer in hun vrijheden beperkt. Medio 1942 werden de Joodse inwoners van de gemeente De Bilt verplicht naar Amsterdam te verhuizen. In Amsterdam kregen zij te maken met verdergaande vrijheidsbeperkende maatregelen. Na een oproep zich te melden, na een huiszoeking of na een razzia werd voor hen Kamp Westerbork het volgende station op de weg naar de ondergang.
Zo is het ook Judic Heeroma-Watermann vergaan.
Op 15 september 1942 verhuist zij gedwongen naar Amsterdam, Huddekade 3. We hebben niet kunnen achterhalen wanneer zij in Kamp Westerbork is aangekomen maar haar naam vinden we op de transportlijst van Westerbork naar Sobibor van 18 mei 1943. Zoals alle anderen van dit transport wordt Judic Heeroma- Waterman op 21 mei direct na aankomst in Sobibor in de gaskamer vermoord, 62 jaar oud.
Het huis waar we nu voor staan en dat haar eigendom was, is dan al op 14 met 1943 als geconfisqueerd goed verkocht voor 6.250 gulden.
We hebben gezocht naar nabestaanden.
Judic Heeroma-Waterman had twee broers: Nathaniel (1883) en Adolf (1880), beiden hebben de oorlog overleefd. Nathaniel had twee kinderen die in de oorlog niet hebben overleefd. Na de oorlog heeft hij bekendheid gekregen als arts-kankeronderzoeker bij het Ned Kanker Instituut. Hij is in 1966 overleden 83 jaar oud, Adolf overleed in Monaco in 1966, 86 jaar oud.
Het onderzoek naar nog levende nabestaanden heeft dus nog geen aanknopingspunten opgeleverd.
Met het leggen van deze struikelsteen en met het vertellen van het verhaal willen wij eraan bijdragen dat Judic Heeroma Waterman en het onvoorstelbaar grote onrecht dat haar is aangedaan niet in de vergetelheid verdwijnt.
Plechtigheid bij de Paulus Potterlaan 7 op 1 september 2021. Foto; Donald Noordhoff
Jansje Ossedrijver, geboren Amsterdam 2 nov 1891- vermoord 30 april 1943 Sobibor
Jansje Ossedrijver is in 1891 geboren in Amsterdam. Haar vader was daar diamantslijper. Zij kwam uit een groot gezin waarvan een aantal kinderen al op jonge leeftijd overleed, in die tijd was er nog een hoge kindersterfte vooral in de armere gezinnen. Op 7 oktober 1940 is zij vanuit Amsterdam verhuisd naar de Julianalaan 141 in Bilthoven. In de oorlogsjaren was de Julianalaan omgenoemd naar Frederik Hendriklaan.
Zij was niet getrouwd en wat de reden van haar verhuizing naar Bilthoven was en wat haar beroep was, heb ik niet kunnen achterhalen. In dit huis woonde van 1938 tot 1944 Johanna Leendertz-Haust, een weduwe, geen oorlogsslachtoffer.
De Joden in Nederland werden in 1941 steeds meer in hun vrijheden beperkt. Medio 1942 werden de Joodse inwoners van de gemeente De Bilt verplicht naar Amsterdam te verhuizen. In Amsterdam kregen zij te maken met verdergaande vrijheidsbeperkende maatregelen. Na een oproep zicht te melden , na een huiszoeking of na een razzia werd voor hen Kamp Westerbork het volgende station op de weg naar de ondergang.
Zo is het Jansje Ossedrijver ook vergaan.
Op 14 maart 1942 is zij gedwongen verhuisd naar Amsterdam, naar het Minervaplein 73 III. Een jaar later, op 20 april 1943 komt zij in Westerbork aan en op 27 april 1943 is zij vanuit Westerbork gedeporteerd naar Sobibor. Drie dagen opgesloten zitten in een met mensen volgepropte veewagon moet een ellendige tocht geweest zijn. Van dit transport zijn er geen overlevenden, aangenomen wordt dat allen direct na aankomst op 30 april 1943 , in de gaskamers zijn vermoord. Zo dus ook Jansje Ossedrijver, 53 jaar oud.
Jansje Ossedrijver was alleenstaand en volgens de vermelding in het bevolkingsregister, zonder beroep. Zij kwam uit een groot, waarschijnlijk arm gezin en had twee broers en drie zussen. Zoals dat vooral bij de minder vermogende Amsterdams joodse families is gegaan, hebben zij allen de oorlog niet overleefd. Er zijn drie overlevende kinderen van haar zus Henrica Drukker-Ossedrijver, maar ik ben er niet in geslaagd langs deze lijn contact te leggen met mogelijke nabestaanden.
Jansje Ossedrijver heeft dus iets minder dan anderhalf jaar in Bilthoven gewoond, we gaan er van uit dat dit haar laatst vrijwillig gekozen woonadres is geweest.
Met het leggen van deze struikelsteen en met het vertellen van het verhaal willen wij eraan bijdragen dat Jansje Ossedrijver en het onvoorstelbaar grote onrecht dat haar is aangedaan, niet in de vergetelheid verdwijnt.
Marianna Jeannette Reens, geboren Amsterdam 08 jan 1916 - vermoord 31 juli 1944 Auschwitz
Marianna Jeanette Reens is in 1916 in Amsterdam geboren. Haar vader, Levie Reens was koopman in tabak en haar moeder was Aaltje Wolff . Het gezin bestond verder uit zus Bertha Rachel ( geb 1918) en broer Marcel Jacques Louis (geb 1923). In 1931 overleed haar vader en in 1933 haar moeder. In 1932 is Marianna Jeanette geslaagd voor de HBS voor meisjes met 5-jarige cursus. Zij woonde samen met haar zus Bertha op de Grevelingenstraat 15 en zij zijn beiden op 27 maart 1941 gaan wonen hier op Julianalaan 242 in Bilthoven. In de oorlogsjaren was de Julianalaan omgenoemd naar Frederik Hendriklaan. Marianna Jeannette was eerst kantoorbediende en later leerling verpleegkundige. Haar zus Bertha was kostuumnaaister. In 1941 moesten joden toestemming vragen aan de gemeente om te mogen verhuizen. In het gemeentearchief bevindt zich de brief waarin die toestemming aan de gezusters Reens wordt verleend. Daarin is te lezen dat Marianna Jeanette een longaandoening had, was opgenomen geweest in de Emma kliniek en op doktersadvies in Bilthoven ging wonen. Haar zus Bertha verzorgde en verpleegde haar.
Medio 1942 moesten de joden die in gemeente De Bilt woonden verplicht verhuizen naar Amsterdam. Waarschijnlijk hebben zij en haar zus zich aan die verplichting onttrokken want op de persoonskaart staat eind 1942 vermeld VOW dat is een afkorting die staat voor : Vertrokken Onbekend Waarheen.
We weten niet waar zij heeft verbleven tussen medio 1942 en februari 1944. Het is aannemelijk dat zij en haar zus ondergedoken hebben gezeten. Opgepakte onderduikers kwamen in Kamp Westerbork in de strafbarak terecht en werden snel op transport doorgestuurd. Vermoedelijk is het zo gegaan want op 28 februari 1944 is zij samen met haar zus Bertha in het Kamp Westerbork aangekomen en op 3 maart 1944 op transport gesteld naar Auschwitz. Daar is Marianna Jeanette Reens op 31 juli 1944 om het leven gekomen, vermoord, 28 jaar oud.
Haar zus Bertha Reens heeft kamp en oorlog overleefd en kwam op 19-6-1945 opnieuw te wonen hier in de Julianalaan 242. Zij is na een kortstondig huwelijk in Nederland, rond 1950 naar de VS verhuisd. Ik heb dat spoor niet verder kunnen traceren.
Ook broer Marcel heeft de oorlog overleefd en hij is begin jaren vijftig geëmigreerd naar Canada. Hij heeft daar twee kinderen gekregen in een huwelijk dat geen stand heeft gehouden. Marcel Reens is in 2013 in Canada overleden , 90 jaar oud. Ik heb mailcontact kunnen leggen met Roger Reens die zijn adoptiefzoon bleek te zijn uit een tweede huwelijk en die een sterke band met hem had. De twee “ echte “ kinderen uit het eerste huwelijk hadden geen contact meer met hun vader. Het is voor mij het beeld van een door de oorlog gebroken gezin dat ons land en continent de rug heeft toegekeerd.
Met het leggen van deze struikelsteen en met het vertellen van het verhaal willen wij eraan bijdragen dat Marianna Jeanette Reens en het onvoorstelbaar grote onrecht dat haar is aangedaan niet in de vergetelheid verdwijnt.
Esther Emma Aron - Zuckermann, geboren Hamburg 20 aug 1863 - vermoord 26 maart 1943 Sobibor
Esther Emma Aron -Zuckermann in 1933 vanuit Hamburg naar Nederland gevlucht. In 1938 heeft haar zoon Manfred Aron (geb 1893) zich bij haar gevoegd. In de Gemeente de Bilt heeft zij op verschillende adressen gewoond, waarschijnlijk steeds in pension : Rembrandtlaan 65, Beethovenlaan 8, Paulus Potterlaan 20 en vanaf 10 april 1941 woonde zij hier , in de Overboslaan nummer 50. Daar was mevrouw Meulmeester de hoofdbewoonster en deze heeft later meerdere joodse onderduikers in haar huis een schuilplaats geboden.
De Joden in Nederland werden in 1941 steeds meer in hun vrijheden beperkt. Medio 1942 werden de Joodse inwoners van de gemeente De Bilt verplicht naar Amsterdam te verhuizen. In Amsterdam kregen zij te maken met verdergaande vrijheidsbeperkende maatregelen. Na een oproep zich te melden , na een huiszoeking of na een razzia werd voor hen het Kamp Westerbork het volgende station op de weg naar de ondergang.
Zo is het Esther Emma Aron Zuckermann ook vergaan. Op 23 sept 1942 wordt zij ingeschreven in Amsterdam, Roerstraat 111 twee hoog en in december op het adres Uiterwaardestraat 75 drie hoog. Wanneer zij naar Kamp Westerbork is gedeporteerd staat niet gedocumenteerd maar we komen haar naam tegen op de lijst van personen die op 23 maart 1943 vanuit Westerbork naar Sobibor zijn getransporteerd. Drie dagen opgesloten zitten in een met mensen volgepropte veewagon moet een ellendige tocht geweest zijn. Van dit transport zijn er geen overlevenden, aangenomen wordt dat allen direct na aankomst op 26 maart 1943, in de gaskamers zijn vermoord. Zo dus ook Ester Emma Aron Zuckermann, 79 jaar oud.
Haar zoon Manfred Aron heeft de oorlog overleefd en heeft daarna nog tot 1950 in dit huis aan de Overboslaan 50 gewoond. Hij was in de vooroorlogse jaren leraar bij de joodse gemeente te Wiesbaden. In 1938 werd hij de onbenoemde rabbijn van de vele joodse vluchtelingen uit Duitsland. Vanaf 1942 heeft hij in de Overboslaan 50 ondergedoken gezeten bij mevrouw Meulmeester. Hij beschrijft dat hij zich schuilhield in een muurnis van circa 100 cm hoog, 80 cm lang en 50 cm breed, achter een hoge wascommode. Van 1959 tot 2009 bewoonde de familie Mensonides hier en zij hebben bij een verbouwing deze schuilplek teruggevonden. Manfred Aron is 1968 is overleden en is in Israel begraven.
Er zijn ook bronnen die beschrijven dat Salomon Heertjes, de opperrabbijn van Noord-Brabant, ondergedoken heeft gezeten in Overboslaan 50 . Dat zijn dus twéé ondergedoken rabbijnen op één adres. Ook Salomon Heertjes heeft de oorlog overleefd.
Buurtbewoners hier herinnerden zich een charismatisch joodse man met een indrukwekkend grote baard die zich in deze buurt ophield.
Met het leggen van deze struikelsteen en met het vertellen van het verhaal willen wij eraan bijdragen dat Ester Emma Aron-Zuckermann en het onvoorstelbaar grote onrecht dat haar is aangedaan niet in de vergetelheid verdwijnt.
PLechtigheid voor Ester Emma Aron-Zuckermann op 1 september 2021. Foto; Donald Noordhoff
Herman Jakobs, geboren Vlagtwedde 9 maart 1890 - vermoord 02 april 1943 Sobibor
Herman Jakobs is geboren in Vlagtwedde (Friesland) in 1890. In 1922 is hij getrouwd met Rachelina de Vries, dit huwelijk is kinderloos gebleven. Herman Jakobs was handelsagent in koffie en thee en het echtpaar kwam op 18 augustus 1930 vanuit Groningen in De Bilt wonen. Eerst op de Oude Brandenburgerweg 47 daarna Prins Hendriklaan 26 en vanaf 3 mei 1937 op de Hessenweg 27. Op 4 september 1941 verhuisden zij naar de Torenstraat 12 . Kort daarna, op 1 december overleed zijn vrouw Rachelina Jakobs-de Vries, in Amersfoort naar we mogen aannemen door een natuurlijke oorzaak.
De Joden in Nederland werden in 1941 steeds meer in hun vrijheden beperkt. Medio 1942 werden de Joodse inwoners van de gemeente De Bilt verplicht naar Amsterdam te verhuizen. In Amsterdam kregen zij te maken met verdergaande vrijheidsbeperkende maatregelen. Na een oproep zich te melden, na een huiszoeking of na een razzia werd voor hen Kamp Westerbork het volgende station op de weg naar de ondergang.
Hoe het met Herman Jakobs is gegaan kunnen we niet precies meer nagaan. Ik heb geen aanwijzingen gevonden dat hij naar Amsterdam is verhuisd . Op zijn persoonskaart in het bevolkingsregister staat aangegeven d.d. 21 mei 1943, dat hij de gemeente heeft verlaten en naar Duitsland is gegaan. Op 23 maart 1943 is hij in Westerbork aangekomen en een week later, op 30 maart is hij op transport gesteld naar Sobibor. Drie dagen opgesloten zitten in een met mensen volgepropte veewagon moet een ellendige tocht geweest zijn. Van dit transport zijn er geen overlevenden, aangenomen wordt dat allen direct na aankomst op 2 april 1943 , in de gaskamers zijn vermoord. Zo dus ook Herman Jakobs, 53 jaar oud.
Zijn zus Gholina, verpleegster, is vermoord in Auschwitz op 10 september 1943.
Een broer van hem, Benjamin , was slager in Amsterdam en daardoor geruime tijd “gesperrt” dat wil zeggen uitstel van deportatie gekregen. Hij heeft de oorlog overleden en later kinderen gekregen. Het is mij nog niet gelukt langs deze lijn contact met nabestaanden te leggen.
Met het leggen van deze struikelsteen en met het vertellen van het verhaal willen wij eraan bijdragen dat Herman Jakobs en het onvoorstelbaar grote onrecht dat hem is aangedaan niet in de vergetelheid verdwijnt.
Plechtigheid bij Torenstraat 12 op 1 september. Foto; Donald Noordhoff
Johanna de Hes - Drukker, geboren Amsterdam 22-11-1880 - vermoord 19-2-1943 Auschwitz
Johanna de Hes -Drukker is geboren in Amsterdam in het jaar 1880. Zij was alleenstaand en ik heb behalve haar ouders verder geen familieleden gevonden en niet kunnen achterhalen wat haar beroep is geweest. Op 11 november 1936 treedt zij op 56-jarige leeftijd in het huwelijk met de weduwnaar Leonard de Hes. Voor hem is dat een tweede huwelijk, zijn eerste vrouw Davida van Embden, is in 1933 in Zeist overleden. Op 13 augustus 1938 gaat het echtpaar de Hes-Drukker vanuit Zeist, als eerste bewoners aan de Blauwkapelseweg 25 in de Bilt wonen. Leonard de Hes overlijdt op 13 okt 1939 op 65-jarige leeftijd.
De Joden in Nederland werden in 1941 steeds meer in hun vrijheden beperkt. Een schrijnend en bizar voorbeeld daarvan ligt in het archief van onze gemeente. Op 22 april 1942 komt er een brief binnen van het secretariaat van de Provincie gericht aan het gemeentebestuur. In de brief staat: ( ik citeer)
De Duitse autoriteiten delen mij het volgende mee. Dan volgt een tekst in het duits die ik hierbij vertaal
“ In de gemeente De Bilt bevindt zich een park, het zogenaamde “Boetzelaarspark”.
Bij één ingang bevindt zich een bord met “ voor Joden verboden” aan de andere ingang niet.
In dit park gaat altijd nog Joden wandelen, onder andere dagelijks de Jodin de Hes -Drukker, woonachtig in De Bilt, Blauwkapelseweg 25. Ik zal u zeer tot dank verplicht zijn, als u het gemeentebestuur van De Bilt zou laten weten dat ook zij zich hebben te houden aan de duitse voorschriften “
De brief gaat dan verder in het Nederlands met:
Ik zal het op prijs stellen uw meening omternt het bovenstaande te vernemen. Ondertekend door de Commissaris der Provincie. Je krijgt bij het lezen hiervan ook wel een beeld van verklikkers die moeten hebben rondgelopen.
Medio 1942 werden de Joodse inwoners van de gemeente De Bilt verplicht naar Amsterdam te verhuizen. In Amsterdam kregen zij te maken met verdergaande vrijheidsbeperkende maatregelen. Na een oproep zich te melden, na een huiszoeking of na een razzia werd voor hen Kamp Westerbork het volgende station op de weg naar de ondergang.
Zo is het ook Johanna de Hes-Drukker vergaan. Op 15 september 1942 verhuist zij maar Amsterdam, Zuider Amstellaan 101. Zuider Amstellaan 101 was een pension waar vele Joden hun laatste adres hadden. Het liberaal Israëlitische gezin Wouthuijzen bood daar pension aan.
Op 10 februari 1943 komt zij aan in Westerbork en wordt al snel daarna op 16 februari 1943 op transport gesteld naar Auschwitz. Waarschijnlijk direct na aankomst op 19 februari 1943, wordt Johanna de Hes Drukker daar vermoord in de gaskamer, 62 jaar oud.
De huizen Blauwkapelseweg 23 en 25 waren beide in haar bezit en worden als gefonfisqueerd vastgoed verkocht. Nummer 23 wordt op 8 nov 1942 voor 11.000 gulden verkocht en nummer 25 op 30 april 1943 voor hetzelfde bedrag.
Met het leggen van deze struikelsteen en met het vertellen van het verhaal willen wij eraan bijdragen dat Joanna de Hes Drukker en het onvoorstelbaar grote onrecht dat haar is aangedaan niet in de vergetelheid verdwijnt.
Plechtigheid bij Blauwkapelseweg 25 op 1 september 2021. Foto; Donald Noordhoff